logo jacob israel de haan
logo jacob israel de haan

Maar lees de woorden van mijn liedren niet.

Lees het onleesbare achter woorden.

Dan zult gij weten, wat mij wreed bekoorde,

Wat mij verlokte en toen verliet.

© Mark Schalken 2024

HARRY OOSTERHUIS

WIE WAS JACOB ISRAEL DE HAAN


Jacob Israël de Haan: een vat vol tegenstrijdigheden. Inleiding bij de theatervoorstelling Eer De Haan: Naar liefde zulk een mateloos verlangen in Cultuurpodium Bovensmilde op 6 oktober 2024

Wie was Jacob Israël de Haan en wat heeft hij ons nu nog te zeggen?

Zijn honderdste sterfjaar wordt momenteel herdacht met lezingen, debatbijeenkomsten, boekpresentaties, vertalingen van zijn werk, tentoonstellingen, concerten, films en theatervoorstellingen, zoals vanmiddag hier niet ver van zijn afgebroken geboortehuis in Smilde, waar in 2017 achter de Koepelkerk een gedenksteen is geplaatst. Sinds 1952 bestaat een Genootschap Jacob Israël de Haan dat in 2008 op initiatief van de twee jaar geleden overleden homostudies-docent Gert Hekma nieuw leven is ingeblazen en dat jaarlijks een lezing organiseert. In Amsterdam en Groningen zijn straten naar hem vernoemd. Dichtregels van De Haan sieren het Amsterdamse Homomonument – Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen - en een kunstwerk in de voormalige joodse buurt: Die te Amsterdam vaak zei “Jeruzalem”/en naar Jeruzalem gedreven kwam/hij zegt met een mijmrende stem/“Amsterdam, Amsterdam”. Dichtregels die verwijzen naar twee belangrijke aspecten van zijn leven: homoseksualiteit en het joodse geloof. Maar daarmee is niet alles gezegd: De Haans talenten en activiteiten waren veelzijdig. Onderwijzer, dichter, romancier, journalist, gepromoveerd jurist, openlijk homoseksueel, socialist, mensenrechtenactivist, orthodoxe Jood, Zionist en anti-Zionist, pleitbezorger voor een Palestina waar joden en Arabieren vreedzaam kunnen samenleven – wat was en deed hij niet? En zijn strijdbare leven zat vol conflicten en tegenstrijdigheden. Juist daarom is De Haans Werdegang nog altijd boeiend en van betekenis.

Hij is dus in Smilde op Tramweg 30 geboren, in 1881, in een groot orthodox joods gezin, dat in armoedige omstandigheden leefde maar een rijk geestelijk leven kende. Zijn vader was godsdienstleraar en voorzanger alsook manusje van alles in de nu verdwenen synagoge in Kloosterveen. De bekende schrijfster en filosofe Carolina Lea, beter bekend als Carry van Bruggen, was zijn één jaar oudere zuster. Het gezin heeft hier niet lang gewoond: na een verhuizing naar Gorredijk komt het in 1885 in Zaandam terecht. Op vijftienjarige leeftijd gaat Jacob naar de kweekschool in Haarlem om onderwijzer te worden. Hij neemt afstand van het orthodoxe geloof van zijn overigens wel intellectueel ontwikkelde ouders en leest zich suf over anarchisme, socialisme, zionisme, vrije liefde en seksuologie, literatuur en de nieuwste ontwikkelingen in de wetenschap. Zijn ontwakende politiek bewustzijn komt tot uiting in zijn lidmaatschap van de SDAP en zijn literaire talent begint hij te ontplooien als medewerker van het socialistische dagblad Het Volk, waarin hij ook een kinderrubriek verzorgt en revolutionaire protestliederen tegen Kroeg, Koningshuis en Kapitaal publiceert. Hij zet zich in voor stakende arbeiders. Tegelijkertijd zoekt en krijgt hij aansluiting bij de literaire wereld door contacten met de Tachtigers en met bekende schrijvers als Frederik van Eeden en Arnold Aletrino, waarbij hij zijn verliefdheid op beiden niet verbergt. Naast zijn werk als onderwijzer op verschillende lagere scholen studeert hij rechten aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam en promoveert hij in 1916 op een filosofisch-linguïstische studie over aansprakelijkheid en toerekeningsvatbaarheid. De Haan wordt dan een succesvol maar onbetaalde privaatdocent op dezelfde universiteit, maar het begeerde professoraat blijft buiten bereik.  

Dat De Haan een universitaire loopbaan misloopt, heeft ongetwijfeld te maken met zijn inmiddels zeer omstreden reputatie als romancier. In twee romans, Pijpelijntjes (1904) en Pathologieën: De ondergangen van Johan van Vere de With (1908) beschrijft hij onverbloemd homoseksuele relaties. Pijpelijntjes is nog altijd zeer lezenswaardig vanwege de scherpe, levensechte dialogen en humorvolle schildering van het leven in de Amsterdamse volkswijk De Pijp, waar hij zelf woonde en waar homoseksualiteit nauwelijks wenkbrauwen doet fronsen. De relatie tussen de hoofdpersonen Sam en Joop heeft sadomasochistische trekken en zonder blikken of blozen wordt het bed gedeeld, gecruised op de Dam en betaalde jongens mee naar huis genomen. De vrijmoedige roman heeft grote gevolgen voor De Haan: hij raakt zijn baan als onderwijzer en als medewerker van Het Volk kwijt. Velen in De Haans omgeving zijn geschokt, steun van zijn literaire vrienden kan hij vergeten en er komt een schandaal van, want Arnold Aletrino, die door vrienden Sam wordt genoemd en aan wie het boek is opgedragen, is duidelijk herkenbaar in de romanfiguur. Het lukt Aletrino met hulp van De Haans toenmalige verloofde en latere echtgenote Johanna van Maarseveen de meeste exemplaren op te kopen en te vernietigen. De Haan had de arts Johanna ontmoet door hun gemeenschappelijke politieke activisme en ze trouwden in 1907. Zij houdt van Jacob, blijft hem tot zijn dood steunen, maar voor hem is het verstandshuwelijk en hij behandelt haar niet altijd even aardig.

De Haan laat zich door de Pijpelijntjes-commotie, die zelfs in de Tweede Kamer ter sprake komt, niet uit het veld slaan. Met een venijnige open brief aan de hoofdredacteur van Het Volk en SDAP-leider P.L. Tak slaat hij van zich af en zegt hij zijn lidmaatschap van de partij op. Nog hetzelfde jaar verschijnt een tweede druk van Pijpelijntjes met weglating van de toespelingen op Aletrino, maar waarin de homoseksualiteit nog even onbekommerd figureert. Hij houdt zich niet aan de belofte aan Johanna om zich te onthouden van homo-erotiek in zijn literaire werk. Integendeel, hij maakt gewag van een Pijpelijntjes deel 2 en daar doet hij vier jaar later nog een schepje bovenop met zijn bloedstollende en in zeer verfijnde stijl geschreven roman Pathologieën over een vergaande SM-verhouding, waarbij een sadistische kunstenaar zijn verliefde masochistische vriend onverbiddelijk de dood indrijft. Beide romans spreken nog altijd aan en zijn in de afgelopen decennia meerdere malen heruitgegeven. De mannen- en knapenliefde blijft een belangrijk thema in zijn hoogstpersoonlijke poëzie, zoals in zijn Libertijnsche liederen (1914), Een nieuw Carthago (1919) en de postuum uitgegeven Kwatrijnen (1924).

Mattias Duyves, een van de gangmakers van het De Haan herdenkingsjaar, heeft hem onlangs Nederlands eerste militante homo-activist genoemd, maar daar wil ik wel een kanttekening bij plaatsen. Hij speelt geen rol in de eerste organisatie die voor de rechten van homoseksuelen opkomt, het in 1912 Opgerichte Wetenschappelijk Humanitair Komitee. Met het hoofddoel van dit comité, rechtsgelijkheid van homo’s met hetero’s, zal De Haan hebben ingestemd, maar met het achterliggende ideeëngoed heeft hij niets. Hij wil homoseksualiteit niet verontschuldigen, verklaren, legitimeren of respectabel maken; hij vertikt het om te bedelen om medelijden, begrip en acceptatie. Niet zwelgen in zieligheid, nee, hij toont, op basis van zijn eigen gevoelens en ervaringen, homoseksualiteit recht voor zijn raap, met zijn lieve en wrede kanten, zonder schaamte, rechtvaardiging of idealisering. In Pijpelijntjes drijven Sam en Joop de spot met het wetenschappelijke onderzoek naar de vermeende biologische verankering van de zogenaamde geaardheid, dat het comité als legitimatie voor zijn streven gebruikt. De Haans meer diffuse en deels ook wel wat getroebleerde beleving van mannen- en knapenliefde sluit niet echt aan bij de moderne emancipatoire en inmiddels ingeburgerde homo-identiteit: het idee van een keurig afgegrensde homoseksuele minderheid als gelijkberechtigde equivalent van de heteroseksuele meerderheid, wat de minderheid enige ruimte en de meerderheid gemoedsrust biedt. De Haan probeert zijn homo-erotische verlangens al laverend tussen genot en zondebesef te rijmen met zijn teruggevonden joodse geloof. Zijn uitingsvorm wordt de dichtkunst, het poëtisch jongleren met de spanningsboog tussen het vreugdevol toegeven aan de lust als een goddelijk geschenk en een zondebesef dat reiniging en vergeving toelaat. Genot en zonde voeden elkaar. De ook door Mattias Duyves gegeven karakterisering van De Haan als ontheemde en tedere poëtische homo-activist is goed getroffen.

Ondertussen doet De Haan zich ook gelden als politiek activist voor sociale rechtvaardigheid en de mensenrechten. Reizend door Europa zet hij zich internationaal in voor het lot van uitgebuite arbeiders en dat van politieke gevangenen in tsaristisch Rusland. Tegelijkertijd hervindt hij zijn orthodox-joodse wortels, waarbij hij een persoonlijke draai aan zijn geloof geeft en zijn seksuele verlangens en zijn socialistische idealen zeker niet verloochent. Van zijn controversiële romans neemt hij geen woord terug. Tevens wordt hij zionist, wat op gespannen voet staat met de orthodoxe afwijzing van een moderne seculiere joodse staat, en vertrekt hij in 1919 naar Palestina. Hij werkt daar als docent aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem en als correspondent van het Algemeen Handelsblad, een voorloper van NRC-Handelsblad: in vijf jaar tijd produceert hij maar liefst bijna 400 veelgelezen feuilletons over politiek in Palestina en de rest van het Midden-Oosten en ook over het dagelijks leven. Daarbij toont hij belangstelling voor het leven en de cultuur van de Arabische bewoners van Palestina, een sympathie die deels gekleurd is door homo-erotisch oriëntalisme. Hij krijgt al gauw door dat de Britse belofte van een joods nationaal tehuis in Palestina vol zit met voetangels en klemmen. Kunnen Joden een land in bezit nemen waar al eeuwenlang Arabieren wonen en die op dat moment met tien keer zoveel zijn als de joodse bewoners? Zijn scherpe en soms sarcastische beschouwingen werpen hun schaduw vooruit. Hij wekt de toorn van seculiere zionisten vanwege zijn goede banden met Arabieren, zijn toenemende kritiek op het steeds agressievere nationalistische zionisme en zijn pleidooi voor een Palestijnse staat waarin seculiere en religieuze Joden en Arabieren als gelijken vreedzaam samenleven. Als invloedrijk woordvoerder van de joodse orthodoxie, ook internationaal, wordt hij steeds meer als verrader van de zionistische zaak beschouwd. Het begint met boze ingezonden reacties op zijn krantenartikelen, met hoon en beschimpingen, het bespuugd worden op straat, dreigbrieven en het eindigt op 30 juni 1924 met drie fatale pistoolschoten. Deze politieke moord op de 42-jarige De Haan, die veel stof doet opwaaien, is beraamd door een militante groep van nationalistische zionisten, de Haganah onder leiding Yitzhak Ben Zvi, die later de tweede president van Israël zal worden. De opdrachtgevers en uitvoerder van de moord zijn nooit vervolgd en bestraft en ze hebben ook nooit blijk gegeven van enige spijt. Het ideeëngoed van deze zionisten werd gedeeld door de vader van de huidige premier Netanyahu, wiens ideeën en daden daarop voortborduren. In de orthodoxe joodse gemeenschap van Jeruzalem daarentegen geldt De Haan nog steeds als held die voor een heilige zaak gestorven is en wordt hij nog elk jaar herdacht, waarbij uiteraard niet wordt gesproken over andere facetten van De Haans persoon en leven. Wie hier meer over wil weten verwijs ik naar het recent verschenen boek van Ludy Giebels, De Haan in het Palestijnse Labyrinth, 1919-1924.

Tot slot, nogmaals, wie en hoe was De Haan?

Hij was eigenzinnig, strijdbaar en moedig, bevlogen en radicaal, oprecht met een sterke waarheidsdrang en rechtvaardigheidsgevoel, maar ook koppig, roekeloos; een querulant, wars van elk compromis en daardoor niet altijd even aangenaam in de omgang. Kennissen omschreven De Haan als iemand “die raar was en deed”. De schrijver Abdelkader Benali typeerde hem onlangs vriendelijker als “bijzondere paradijsvogel” en filmmaker Emile Fallaux noemde hem een “invloedrijke zonderling”. De Haan was in ieder geval een vat vol tegenstrijdigheden. In menig opzicht modern en anderzijds met een hang naar traditie. Enerzijds rationeel, intellectualistisch en idealistisch, anderzijds emotioneel en diep doordrongen van de macht van irrationele driften en passies in de mens. Voortdurend gedreven door onrust zocht hij geen blijvende bescherming in zekerheden. Hij was een uitdager die risico’s en ambivalenties eerder opzocht dan uit de weg ging, een allerindividueelste buitenstaander die telkens weer naar een uitgang zocht. Hij vond zichzelf steeds opnieuw uit, maar bleef in zekere zin ook altijd zichzelf.

Poëzie

1914 - Libertijnsche liederen

1915 - Het Joodsche lied. Eerste boek

1917 - Liederen

1919 - Een nieuw Carthago

1921 - Het Joodsche lied. Tweede boek

1924 - Kwatrijnen

1952 - Verzamelde gedichten (bezorgd door Kees Lekkerkerker)

1982 - Ik ben een jongen te Zaandam geweest (bloemlezing door Gerrit Komrij)

Proza

1904 - Pijpelijntjes; 2e druk in 1904 als: "Pijpelijntjes" (het leven van Cor Koning en Felix Deelman) (laatstelijk herdrukt in 2006)

1904 - Kanalje (heruitgegeven in 1977)

1907 - Ondergangen (heruitgegeven in 1984)

1907-1910 - Besliste volzinnen (Deze aforismen verschenen in De Amsterdammer en het Vlaamse maandblad Ontwaking. Voor het eerst bijeengebracht in 1954)

1908 - Pathologieën. De ondergangen van Johan van Vere de With (laatstelijk herdrukt in 2003)

1983 - Nerveuze vertellingen (Eerder verschenen in verschillende tijdschriften in het begin van de 20e eeuw)

1994 - In proza (49 publicaties uit krant of tijdschrift)

1998 (-2001) - De Grote Nederlandse Letterproef. Zestig prozafragmenten van Jacob Israël de Haan (60 prozafragmenten, grotendeels ontleend aan In proza)

Non-fictie

ca. 1912 - In Russische gevangenissen

1916 - Rechtskundige significa en hare toepassing op de begrippen: "aansprakelijk, verantwoordelijk, toerekeningsvatbaar" (dissertatie)

1916 - Wezen en taak der rechtskundige significa

1919 - Rechtskundige significa

1922 - Jeruzalem

1925 - Palestina met inleiding van Carry van Bruggen

1941 (!) - Brieven uit Jeruzalem bezorgd door David Koker

1981 - Jacob Israël de Haan - correspondent in Palestina, 1919-1924. Samengesteld en ingeleid door Ludy Giebels

2010 - Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924. Met glossarium en aantekeningen over de belangrijkste personen en begrippen[1]

Brieven

1905 - Open brief aan P.L. Tak, hoofdredacteur van "Het Volk", Lid van het Partijbestuur der S.D.A.P. ...

Secundaire literatuur

Jan Fontijn, Onrust. Het leven van Jacob Israël de Haan, 1881-1924. Amsterdam, 2015.

Een vriend komt thuis. Jacob Israël de Haan-nummer van Uitgelezen Boeken, katern voor boekverkopers en boekenkopers, jaargang 13 nr. 2 (september 2009), samengesteld door de Stichting Jacob Israël de Haan

Rob Delvigne en Leo Ross, Een uitmuntend letterkundig kunstenaar. Opstellen over Jacob Israël de Haan. Servo, Assen, 2002

Mijn lied, mijn leed, mijn hartstocht. Het leven van Jacob Israël de Haan (1881-1924). Samenstelling Anti-Discriminatie Bureau Zaanstreek. Amor Vincit Omnia, Westzaan, 1998

Rob Delvigne en Leo Ross, Brieven van en aan Jacob Israël de Haan 1899-1908, 1994, Proefschrift

Ludy Giebels, Inventaris van het archief van Jacob Israël de Haan (Smilde 31 december 1881-Jeruzalem 30 juni 1924) in de Bibliotheca Rosenthaliana, Universiteitsbibliotheek van Amsterdam, 1994

Ludy Giebels, De Haan in het Palestijnse Labyrinth, 1919-1924. Amsterdam University Press, Amsterdam, 2024.


Jacob Israël de Haan: een vat vol tegenstrijdigheden. Inleiding bij de theatervoorstelling Eer De Haan: Naar liefde zulk een mateloos verlangen in Cultuurpodium Bovensmilde op 6 oktober 2024

Wie was Jacob Israël de Haan en wat heeft hij ons nu nog te zeggen?

Zijn honderdste sterfjaar wordt momenteel herdacht met lezingen, debatbijeenkomsten, boekpresentaties, vertalingen van zijn werk, tentoonstellingen, concerten, films en theatervoorstellingen, zoals vanmiddag hier niet ver van zijn afgebroken geboortehuis in Smilde, waar in 2017 achter de Koepelkerk een gedenksteen is geplaatst. Sinds 1952 bestaat een Genootschap Jacob Israël de Haan dat in 2008 op initiatief van de twee jaar geleden overleden homostudies-docent Gert Hekma nieuw leven is ingeblazen en dat jaarlijks een lezing organiseert. In Amsterdam en Groningen zijn straten naar hem vernoemd. Dichtregels van De Haan sieren het Amsterdamse Homomonument – Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen - en een kunstwerk in de voormalige joodse buurt: Die te Amsterdam vaak zei “Jeruzalem”/en naar Jeruzalem gedreven kwam/hij zegt met een mijmrende stem/“Amsterdam, Amsterdam”. Dichtregels die verwijzen naar twee belangrijke aspecten van zijn leven: homoseksualiteit en het joodse geloof. Maar daarmee is niet alles gezegd: De Haans talenten en activiteiten waren veelzijdig. Onderwijzer, dichter, romancier, journalist, gepromoveerd jurist, openlijk homoseksueel, socialist, mensenrechtenactivist, orthodoxe Jood, Zionist en anti-Zionist, pleitbezorger voor een Palestina waar joden en Arabieren vreedzaam kunnen samenleven – wat was en deed hij niet? En zijn strijdbare leven zat vol conflicten en tegenstrijdigheden. Juist daarom is De Haans Werdegang nog altijd boeiend en van betekenis.

Hij is dus in Smilde op Tramweg 30 geboren, in 1881, in een groot orthodox joods gezin, dat in armoedige omstandigheden leefde maar een rijk geestelijk leven kende. Zijn vader was godsdienstleraar en voorzanger alsook manusje van alles in de nu verdwenen synagoge in Kloosterveen. De bekende schrijfster en filosofe Carolina Lea, beter bekend als Carry van Bruggen, was zijn één jaar oudere zuster. Het gezin heeft hier niet lang gewoond: na een verhuizing naar Gorredijk komt het in 1885 in Zaandam terecht. Op vijftienjarige leeftijd gaat Jacob naar de kweekschool in Haarlem om onderwijzer te worden. Hij neemt afstand van het orthodoxe geloof van zijn overigens wel intellectueel ontwikkelde ouders en leest zich suf over anarchisme, socialisme, zionisme, vrije liefde en seksuologie, literatuur en de nieuwste ontwikkelingen in de wetenschap. Zijn ontwakende politiek bewustzijn komt tot uiting in zijn lidmaatschap van de SDAP en zijn literaire talent begint hij te ontplooien als medewerker van het socialistische dagblad Het Volk, waarin hij ook een kinderrubriek verzorgt en revolutionaire protestliederen tegen Kroeg, Koningshuis en Kapitaal publiceert. Hij zet zich in voor stakende arbeiders. Tegelijkertijd zoekt en krijgt hij aansluiting bij de literaire wereld door contacten met de Tachtigers en met bekende schrijvers als Frederik van Eeden en Arnold Aletrino, waarbij hij zijn verliefdheid op beiden niet verbergt. Naast zijn werk als onderwijzer op verschillende lagere scholen studeert hij rechten aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam en promoveert hij in 1916 op een filosofisch-linguïstische studie over aansprakelijkheid en toerekeningsvatbaarheid. De Haan wordt dan een succesvol maar onbetaalde privaatdocent op dezelfde universiteit, maar het begeerde professoraat blijft buiten bereik.  

Dat De Haan een universitaire loopbaan misloopt, heeft ongetwijfeld te maken met zijn inmiddels zeer omstreden reputatie als romancier. In twee romans, Pijpelijntjes (1904) en Pathologieën: De ondergangen van Johan van Vere de With (1908) beschrijft hij onverbloemd homoseksuele relaties. Pijpelijntjes is nog altijd zeer lezenswaardig vanwege de scherpe, levensechte dialogen en humorvolle schildering van het leven in de Amsterdamse volkswijk De Pijp, waar hij zelf woonde en waar homoseksualiteit nauwelijks wenkbrauwen doet fronsen. De relatie tussen de hoofdpersonen Sam en Joop heeft sadomasochistische trekken en zonder blikken of blozen wordt het bed gedeeld, gecruised op de Dam en betaalde jongens mee naar huis genomen. De vrijmoedige roman heeft grote gevolgen voor De Haan: hij raakt zijn baan als onderwijzer en als medewerker van Het Volk kwijt. Velen in De Haans omgeving zijn geschokt, steun van zijn literaire vrienden kan hij vergeten en er komt een schandaal van, want Arnold Aletrino, die door vrienden Sam wordt genoemd en aan wie het boek is opgedragen, is duidelijk herkenbaar in de romanfiguur. Het lukt Aletrino met hulp van De Haans toenmalige verloofde en latere echtgenote Johanna van Maarseveen de meeste exemplaren op te kopen en te vernietigen. De Haan had de arts Johanna ontmoet door hun gemeenschappelijke politieke activisme en ze trouwden in 1907. Zij houdt van Jacob, blijft hem tot zijn dood steunen, maar voor hem is het verstandshuwelijk en hij behandelt haar niet altijd even aardig.

De Haan laat zich door de Pijpelijntjes-commotie, die zelfs in de Tweede Kamer ter sprake komt, niet uit het veld slaan. Met een venijnige open brief aan de hoofdredacteur van Het Volk en SDAP-leider P.L. Tak slaat hij van zich af en zegt hij zijn lidmaatschap van de partij op. Nog hetzelfde jaar verschijnt een tweede druk van Pijpelijntjes met weglating van de toespelingen op Aletrino, maar waarin de homoseksualiteit nog even onbekommerd figureert. Hij houdt zich niet aan de belofte aan Johanna om zich te onthouden van homo-erotiek in zijn literaire werk. Integendeel, hij maakt gewag van een Pijpelijntjes deel 2 en daar doet hij vier jaar later nog een schepje bovenop met zijn bloedstollende en in zeer verfijnde stijl geschreven roman Pathologieën over een vergaande SM-verhouding, waarbij een sadistische kunstenaar zijn verliefde masochistische vriend onverbiddelijk de dood indrijft. Beide romans spreken nog altijd aan en zijn in de afgelopen decennia meerdere malen heruitgegeven. De mannen- en knapenliefde blijft een belangrijk thema in zijn hoogstpersoonlijke poëzie, zoals in zijn Libertijnsche liederen (1914), Een nieuw Carthago (1919) en de postuum uitgegeven Kwatrijnen (1924).

Mattias Duyves, een van de gangmakers van het De Haan herdenkingsjaar, heeft hem onlangs Nederlands eerste militante homo-activist genoemd, maar daar wil ik wel een kanttekening bij plaatsen. Hij speelt geen rol in de eerste organisatie die voor de rechten van homoseksuelen opkomt, het in 1912 Opgerichte Wetenschappelijk Humanitair Komitee. Met het hoofddoel van dit comité, rechtsgelijkheid van homo’s met hetero’s, zal De Haan hebben ingestemd, maar met het achterliggende ideeëngoed heeft hij niets. Hij wil homoseksualiteit niet verontschuldigen, verklaren, legitimeren of respectabel maken; hij vertikt het om te bedelen om medelijden, begrip en acceptatie. Niet zwelgen in zieligheid, nee, hij toont, op basis van zijn eigen gevoelens en ervaringen, homoseksualiteit recht voor zijn raap, met zijn lieve en wrede kanten, zonder schaamte, rechtvaardiging of idealisering. In Pijpelijntjes drijven Sam en Joop de spot met het wetenschappelijke onderzoek naar de vermeende biologische verankering van de zogenaamde geaardheid, dat het comité als legitimatie voor zijn streven gebruikt. De Haans meer diffuse en deels ook wel wat getroebleerde beleving van mannen- en knapenliefde sluit niet echt aan bij de moderne emancipatoire en inmiddels ingeburgerde homo-identiteit: het idee van een keurig afgegrensde homoseksuele minderheid als gelijkberechtigde equivalent van de heteroseksuele meerderheid, wat de minderheid enige ruimte en de meerderheid gemoedsrust biedt. De Haan probeert zijn homo-erotische verlangens al laverend tussen genot en zondebesef te rijmen met zijn teruggevonden joodse geloof. Zijn uitingsvorm wordt de dichtkunst, het poëtisch jongleren met de spanningsboog tussen het vreugdevol toegeven aan de lust als een goddelijk geschenk en een zondebesef dat reiniging en vergeving toelaat. Genot en zonde voeden elkaar. De ook door Mattias Duyves gegeven karakterisering van De Haan als ontheemde en tedere poëtische homo-activist is goed getroffen.

Ondertussen doet De Haan zich ook gelden als politiek activist voor sociale rechtvaardigheid en de mensenrechten. Reizend door Europa zet hij zich internationaal in voor het lot van uitgebuite arbeiders en dat van politieke gevangenen in tsaristisch Rusland. Tegelijkertijd hervindt hij zijn orthodox-joodse wortels, waarbij hij een persoonlijke draai aan zijn geloof geeft en zijn seksuele verlangens en zijn socialistische idealen zeker niet verloochent. Van zijn controversiële romans neemt hij geen woord terug. Tevens wordt hij zionist, wat op gespannen voet staat met de orthodoxe afwijzing van een moderne seculiere joodse staat, en vertrekt hij in 1919 naar Palestina. Hij werkt daar als docent aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem en als correspondent van het Algemeen Handelsblad, een voorloper van NRC-Handelsblad: in vijf jaar tijd produceert hij maar liefst bijna 400 veelgelezen feuilletons over politiek in Palestina en de rest van het Midden-Oosten en ook over het dagelijks leven. Daarbij toont hij belangstelling voor het leven en de cultuur van de Arabische bewoners van Palestina, een sympathie die deels gekleurd is door homo-erotisch oriëntalisme. Hij krijgt al gauw door dat de Britse belofte van een joods nationaal tehuis in Palestina vol zit met voetangels en klemmen. Kunnen Joden een land in bezit nemen waar al eeuwenlang Arabieren wonen en die op dat moment met tien keer zoveel zijn als de joodse bewoners? Zijn scherpe en soms sarcastische beschouwingen werpen hun schaduw vooruit. Hij wekt de toorn van seculiere zionisten vanwege zijn goede banden met Arabieren, zijn toenemende kritiek op het steeds agressievere nationalistische zionisme en zijn pleidooi voor een Palestijnse staat waarin seculiere en religieuze Joden en Arabieren als gelijken vreedzaam samenleven. Als invloedrijk woordvoerder van de joodse orthodoxie, ook internationaal, wordt hij steeds meer als verrader van de zionistische zaak beschouwd. Het begint met boze ingezonden reacties op zijn krantenartikelen, met hoon en beschimpingen, het bespuugd worden op straat, dreigbrieven en het eindigt op 30 juni 1924 met drie fatale pistoolschoten. Deze politieke moord op de 42-jarige De Haan, die veel stof doet opwaaien, is beraamd door een militante groep van nationalistische zionisten, de Haganah onder leiding Yitzhak Ben Zvi, die later de tweede president van Israël zal worden. De opdrachtgevers en uitvoerder van de moord zijn nooit vervolgd en bestraft en ze hebben ook nooit blijk gegeven van enige spijt. Het ideeëngoed van deze zionisten werd gedeeld door de vader van de huidige premier Netanyahu, wiens ideeën en daden daarop voortborduren. In de orthodoxe joodse gemeenschap van Jeruzalem daarentegen geldt De Haan nog steeds als held die voor een heilige zaak gestorven is en wordt hij nog elk jaar herdacht, waarbij uiteraard niet wordt gesproken over andere facetten van De Haans persoon en leven. Wie hier meer over wil weten verwijs ik naar het recent verschenen boek van Ludy Giebels, De Haan in het Palestijnse Labyrinth, 1919-1924.

Tot slot, nogmaals, wie en hoe was De Haan?

Hij was eigenzinnig, strijdbaar en moedig, bevlogen en radicaal, oprecht met een sterke waarheidsdrang en rechtvaardigheidsgevoel, maar ook koppig, roekeloos; een querulant, wars van elk compromis en daardoor niet altijd even aangenaam in de omgang. Kennissen omschreven De Haan als iemand “die raar was en deed”. De schrijver Abdelkader Benali typeerde hem onlangs vriendelijker als “bijzondere paradijsvogel” en filmmaker Emile Fallaux noemde hem een “invloedrijke zonderling”. De Haan was in ieder geval een vat vol tegenstrijdigheden. In menig opzicht modern en anderzijds met een hang naar traditie. Enerzijds rationeel, intellectualistisch en idealistisch, anderzijds emotioneel en diep doordrongen van de macht van irrationele driften en passies in de mens. Voortdurend gedreven door onrust zocht hij geen blijvende bescherming in zekerheden. Hij was een uitdager die risico’s en ambivalenties eerder opzocht dan uit de weg ging, een allerindividueelste buitenstaander die telkens weer naar een uitgang zocht. Hij vond zichzelf steeds opnieuw uit, maar bleef in zekere zin ook altijd zichzelf.

Poëzie

1914 - Libertijnsche liederen

1915 - Het Joodsche lied. Eerste boek

1917 - Liederen

1919 - Een nieuw Carthago

1921 - Het Joodsche lied. Tweede boek

1924 - Kwatrijnen

1952 - Verzamelde gedichten (bezorgd door Kees Lekkerkerker)

1982 - Ik ben een jongen te Zaandam geweest (bloemlezing door Gerrit Komrij)

Proza

1904 - Pijpelijntjes; 2e druk in 1904 als: "Pijpelijntjes" (het leven van Cor Koning en Felix Deelman) (laatstelijk herdrukt in 2006)

1904 - Kanalje (heruitgegeven in 1977)

1907 - Ondergangen (heruitgegeven in 1984)

1907-1910 - Besliste volzinnen (Deze aforismen verschenen in De Amsterdammer en het Vlaamse maandblad Ontwaking. Voor het eerst bijeengebracht in 1954)

1908 - Pathologieën. De ondergangen van Johan van Vere de With (laatstelijk herdrukt in 2003)

1983 - Nerveuze vertellingen (Eerder verschenen in verschillende tijdschriften in het begin van de 20e eeuw)

1994 - In proza (49 publicaties uit krant of tijdschrift)

1998 (-2001) - De Grote Nederlandse Letterproef. Zestig prozafragmenten van Jacob Israël de Haan (60 prozafragmenten, grotendeels ontleend aan In proza)

Non-fictie

ca. 1912 - In Russische gevangenissen

1916 - Rechtskundige significa en hare toepassing op de begrippen: "aansprakelijk, verantwoordelijk, toerekeningsvatbaar" (dissertatie)

1916 - Wezen en taak der rechtskundige significa

1919 - Rechtskundige significa

1922 - Jeruzalem

1925 - Palestina met inleiding van Carry van Bruggen

1941 (!) - Brieven uit Jeruzalem bezorgd door David Koker

1981 - Jacob Israël de Haan - correspondent in Palestina, 1919-1924. Samengesteld en ingeleid door Ludy Giebels

2010 - Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924. Met glossarium en aantekeningen over de belangrijkste personen en begrippen[1]

Brieven

1905 - Open brief aan P.L. Tak, hoofdredacteur van "Het Volk", Lid van het Partijbestuur der S.D.A.P. ...

Secundaire literatuur

Jan Fontijn, Onrust. Het leven van Jacob Israël de Haan, 1881-1924. Amsterdam, 2015.

Een vriend komt thuis. Jacob Israël de Haan-nummer van Uitgelezen Boeken, katern voor boekverkopers en boekenkopers, jaargang 13 nr. 2 (september 2009), samengesteld door de Stichting Jacob Israël de Haan

Rob Delvigne en Leo Ross, Een uitmuntend letterkundig kunstenaar. Opstellen over Jacob Israël de Haan. Servo, Assen, 2002

Mijn lied, mijn leed, mijn hartstocht. Het leven van Jacob Israël de Haan (1881-1924). Samenstelling Anti-Discriminatie Bureau Zaanstreek. Amor Vincit Omnia, Westzaan, 1998

Rob Delvigne en Leo Ross, Brieven van en aan Jacob Israël de Haan 1899-1908, 1994, Proefschrift

Ludy Giebels, Inventaris van het archief van Jacob Israël de Haan (Smilde 31 december 1881-Jeruzalem 30 juni 1924) in de Bibliotheca Rosenthaliana, Universiteitsbibliotheek van Amsterdam, 1994

Ludy Giebels, De Haan in het Palestijnse Labyrinth, 1919-1924. Amsterdam University Press, Amsterdam, 2024.